1 Awi-zvzbo mz Yawe,
X tramawxu nzglqpx-krnge nide.
2 Bilvz-zvzx Yawe mz nabznge,
Murde nimu kx nzaetqbz drtqmu na-abrtzlvzamu da kcng tqaleleng.
3 Clve Yawe doa x da amrlx. Naglqlzku drtqde.
X napipx-lxblr-ngrgu nzetu-krde.
4 Da kcng tqmwxlrtix, arlapxpebz Yawe ninge mz da lcng amrlx.
Murde mzli kc tqkrka’-ngrbo bade, ayzlumle natqnge.
5 Elr! Na-abrtrpzmu drtwrmu mz Yawe, murde ma drtqmu tqmya,
X na-abrtzlvzamu nzokatr-krde nimu.
6 Gct, mzli kc nzmnc-krnge tqtrka-ngrde, arlapxq ninge,
Mz nzatutr-krm nzkrka’-krnge.
7 Ili! Enjrl ne Yawe arlapxle leplz mzli kc drtqdr tqetq-ngrde,
Murde aclvele krkcng tzmyatitrlr Yawe.
8 Jzsamu ena nzmrlzkr Yawe x na-abrtr-krbzmu drtwrmu bade.
Murde krkcng tqaclveleng nzabrtz-zvzng.
9 Kxnzvz-nqblqlr natq Yawe nzrngiscng da amrlx.
Delc nimu leplz nedeng na-amrlue-ngrnamu nide.
10 Laion kx nzxplrng nzkrlzlr nzbrtalengr,
Leplz kx nzvz-nqblqlr Yawe, trpnzngr da kx mrbrpxm badr.
11 Mrlxngeng x inyxngeng, lalztqmamu bange,
Murde na-alvztrpo bamu kxnamu nzamrluengr Yawe.
12?Nike suti drtwrm?
?Nzlungr kxmrlz kxboi?
13 Obq zpwx, x bzkq pokiaq.
Bzkq ycmne-atrkatiq leplz,
14 Prszpx nqmq kxtrka. X ale zvz da kxmrlz.
X nasuti drtwrm nzmnc-zpwx-krmu badr leplz mz nrwx.
15 Rlxtibz ncblo kxtubq mz Yawe nzokatr-krde nide.
X Yawe sa naxlrbzle nzkrka’-krde mz nzaclve-krde nide.
16 Sa napnanatile krkcng tzale-zvzng da kxtrka.
Trobqpwzu badr x mzli kc nabz-ngrdr, ani txpwz nzmrbrtrkr mz drtwr nidr. 1 Pita 3:10-12
17 Takitrde nzxlr-krbz Yawe natq leplz kxnztubqng mzli kc tzyrni-ngrbzlr bade,
Murde ngi nqmq krde nzokatr-krde leplz nedeng.
18 Vz zvz nzesolvzti-krde krkcng drtwrdr tqvz,
X nzamnc-lrpi-krde krkcng nabzdr tqyrnibu.
19 Wzpxtx zlwz nzkxpukr ncblo kxtubq.
A’ Yawe sa na-arlapxle nide mz da lcng amrlx.
20 X mz nzaclve-zpwx-krde nide,
Trpnzngr nrvr ngrdeng kx nztavxi. Jon 19:36
21 Yawe sa na-ayrplapxle kxdrka’-ngrng kcng tztrkalr-ngrdr kxnztubqng.
X nqmq krdr lc tqtrka sa nanibq-moule nidr.
22 Zvz Yawe nztu-krbzle mz nibr kxnzawz nedeng.
X trpnzngr nzayrplapx-krde krkcng tzabrtrpzlr drtwrdr bade.

© 2008, Wycliffe Bible Translators, Inc. All rights reserved.

Naardense Bijbel:

1
(v. David,
toen hij zijn verstand verdraaide
      voor het aanschijn van Avimelech,- ✡
die hem wegjoeg,
zodat hij kon gáán.)
2
Altijd zal ik zegenen de Ene, ✡
steeds
ligt zijn lof mij voor in de mond.
3
Bij de Ene prijst mijn ziel zich gelukkig,- ✡
mogen gebukten het horen
      en zich verheugen!
4
Geeft met mij grootheid aan de Ene, ✡
laat ons zijn naam eenparig roemen!
5
De Ene zocht ik
      en hij heeft mij geantwoord, ✡
aan al wat ik duchtte
heeft hij mij ontrukt!
6
En wie opkeken naar hem, zij straalden, ✡
geen schaamrood kleurde
hun wangen.
7
Fluisterend kon deze gebogene nog roepen
      en de Ene hoorde, ✡
uit al wat hem benauwde
heeft hij hem gered.
8
Gelegerd is de engel van de Ene
rondom wie hem vrezen, ✡
en hij redt ze uit.
9
Hoe goed de Ene is: proeft het en ziet! ✡
Zalig de kerel
die toevlucht zoekt bij hem!
10
Ja gij, zijn heiligen, vreest de Ene!- ✡
want er zal geen gebrek zijn
voor wie hem vrezen.
11
Kommer en honger leden
      welpen van leeuwen, ✡
maar de zoekers van de Ene:
niets van alle goed zal hun ontbreken.
12
Laat u leiden door mij, zonen, en hoort; ✡
de vreze voor de Ene
zal ik u leren!
13
Mannen met behagen in leven, wie niet?- ✡
die lengte van dagen minnen,
het goede willen zien:
14
niet nalaten je tong te hoeden voor kwaad, ✡
je lippen
voor het spreken van bedrog!
15
O wijk voor het kwade, doe het goede, ✡
zoek naar vrede, jaag die na!
16
Rechtvaardigen:
      de Ene houdt zijn ogen op hen, ✡
zijn oren
richten zich op hun geroep.
17
Pijnlijk is het aanschijn van de Ene
      voor daders van kwaad, ✡
hij snijdt hun gedachtenis van de aarde af.
18
Schreeuwden zij: de Ene hoorde, ✡
aan al hun benauwingen
heeft hij hen ontrukt.
19
Terzijde staat de Ene
      gebrokenen van hart, ✡
hij redt verbrijzelden van geest.
20
Vele zijn de rampen
      voor een rechtvaardige, ✡
aan die alle
ontrukt hem de Ene,
21
wakend over elk van zijn botten, ✡
daarvan zal niet een
worden gebroken.
22
Zelf echter zal het kwaad
      de booswicht doden ✡
en zullen haters van een rechtvaardige
      hun schuld boeten.
23
Maar de Ene koopt
      de ziel van zijn dienaren los,- ✡
geen schuld voor
al wie toevlucht zoeken bij hem!

Tot Lof van God translation:

Op naam van David, toen bjj zich aan Abimelech als verward bad voorgedaan, waarop die bent wegjoeg en bij heenging.

2
Altijd, alom, allerwegen, zo wil ik Hem zegenen, Jehovah!
Aanhoudend is Zijn lofzang in mijn mond.
3
Beroemen wil mijn ziel zich op Hem, op Jehovah,
zachtaardigen luisteren verheugd.
4
Daarom, verheerlijkt Jehovah met mij,
laat ons gezamenlijk Zijn naam hogelijk prijzen.
5
Ernstig zocht ik Jehovah en Hij antwoordde mij,
uit al mijn verschrikkingen bevrijdde Hij mij.
6
Fantastisch! Ze keken naar Hem uit en straalden;
rood, maar beslist niet van schaamte, was hun gelaat!
7
Hij, Jehovah, Hij luistert waar de ellendige Hem aanroept;
uit al zijn noden zal Hij hem redden.
8
Inderdaad, het is Jehovah’s engel die zich legert
rondom hen die Hem vrezen; Hij is het die hen verlost.
9
Ja, proeft en ervaart dat Jehovah goed is;
hoe gelukkig, de man die toevlucht zoekt bij Hem!
10
Koestert daarom vrees voor Jehovah, al Zijn heiligen,
voor hen die Hem vrezen is er geen enkel gebrek.
11
Liepen jonge leeuwen uitgehongerd rond,
wie Jehovah zochten, ontbrak het aan niets van al het goede.

12
Maar nu dit, mijn kinderen, komt luisteren naar mij,
laat mij jullie Ieren omtrent de vrees voor Jehovah.
13
Natuurlijk, wie wil er niet, waar men het leven liefheeft,
die dagen genieten om inderdaad het goede te zien, allicht.
14
O, hoedt uw tong voor slechtheid,
uw lippen voor bedrieglijke spraak.
15
Pas op, mijd het slechte, beoefen het goede veeleer,
zoek de vrede, jaag die vooral na.
16
Richten Jehovah’s ogen zich op wie rechtvaardig zijn,
Zijn oren zijn op hun noodkreet gericht.
17
Slaat Jehovah’s aangezicht gade wie het kwade bedrijven,
dan toch veeleer om hun gedachtenis op aarde af te snijden.
18
Toen zij echter [de rechtvaardigen dus] schreeuwden,
toen heeft Jehovah geluisterd, uit al hun noden bevrijdde Hij hen.
19
Uit al hun noden! Jehovah is nabij degenen wier hart gebroken is;
redding bewerkt Hij voor degenen wier geest verbrijzeld is.
20
Voor de rechtvaardige zijn er heel wat rampspoeden,
maar van dat alles zal Jehovah hem stellig bevrijden.
21
Werkelijk, al diens beenderen zal Hij beschermen,
niet één ervan zal worden gebroken.
22
Zo zal rampspoed degenen doden die doortrapt gewetenloos zijn,
zij die de rechtvaardige haten, zullen daar ook voor boeten.

23
Stellig, Jehovah zal de ziel loskopen van hen die Hem dienen; niets te boeten valt er daarom voor hen, voor allen die toevlucht zoeken bij Hem!

With thanks to Thamara van Eijzeren