1 Awibzku mz Yawe! Murde amrlzle ncblo kx
Bilvzle natqde x amrluele nide.
2 Clvele mrnyzde kcng naxplrng mz nzaclve-krdr.
Doa nedeng kxnztubqng, sa na-amrlz Gct.
3 Esalz-ngrbz Gct bade da kxmrlzting kxkqlu.
Gct okatrle nide murde natubq.
4 Ipq ncblo lc kztedeng mz nzvz-nqblq-krde zmrlz ngrde, nzryckr drtwrde, x nztubq-krde.
Jzsle da kx naokatrle leplz kc-kzng, mz nzngini-krbzle lrpzki badr.
5 Kabzle da kxkqlu mz krkcng trnzrngiscung.
Lalztqbzle mz Gct x alele da kx rsakrlrngr mz nzwz-krde.
6 Murde ncblo kxtubq kxtr-rnrcti-lzbqu
Nadcpx zvz mz drtwr leplz.
7 Obqtipx-zvzle Yawe x
Prlxpxle kx nabzde trtaprlzpuu mz nrpa kxtrka.
8 ?Rnrcti-lzbq-ngrde? Trtingr, a’ tu-amqngile.
Sa namcle nzaovxiokr Yawe enqmi rdeng.
9 Tresakiu nzrka-krbzle da mz kxrsuti drtwr.
Vz zvz nzayzlu-krbz Gct bade mz nqmq krde lc tqtubq.
Wxbu me matq mz mzlir leplz.
10 X angya drtwr kxdrka’-ngrng mzli kc namc-ngrdr nide.
Ycpwz pipz kxdrka’-ngrng lcng sa namrbr, x mane nzmadqti-krdr nqngidr mz zngya.
Zbz da amrlx kcng tqmrlzbz badr sa nangitx brmrda x sa na-apulr zsikapu kx ngilia.

© 2008, Wycliffe Bible Translators, Inc. All rights reserved.

1 At adlyde Herren giver velsignelse.
Budene er til for at blive overholdt.
2 Du og dine efterkommere får fremgang og magt,
enhver, der handler ret, bliver velsignet.
3 Familien vil opleve velstand,
gode mennesker vil altid blive husket.
4 Herren gør de gudfrygtige til et lys midt i mørket,
især når de er venlige og barmhjertige.
5 Ja, velsignet er de gavmilde og hjælpsomme,
kendetegnet på deres handlinger er ærlighed.
6 Lever de sådan, får de styrke og fasthed,
mennesker med et godt ry bliver husket længe.
7 Når modgangen kommer, som kunne skabe frygt,
opgiver de ikke, for de stoler på Herren.
8 På trods af fjendens angreb
rider de stormen af og ender med sejr.
9 Sådanne mennesker giver gavmildt til dem, der er i nød,
taknemmelighed og ære bliver dem til del,
uselvisk godhed vil aldrig blive glemt.
10 Ved at se en sådan velsignelse bliver de gudløse vrede.
Ynkeligt sidder de tilbage med tomme hænder,
ærgrelsen står malet i deres ansigter.

Copyright © 1985, 1992, 2005, 2013, 2015 by Biblica, Inc.®

Naardense Bijbel:

1
Alleluia!- zalig een man die vreest de Ene, ✡
behagen heeft
in zijn geboden bovenal!-

2
capabel zal worden op aarde zijn zaad, ✡
de oprechten: gezegend hun geslacht!-

3
en geld en geluk vullen zijn huis, ✡
fleur houdt zijn gerechtigheid
voor altijd;

4
genadig, barmhartig en rechtvaardig, ✡
helpt in het duister licht de oprechten;

5
iemand die gul en genadig uitleent
      gaat het goed,- ✡
ja, die zijn woorden naar recht onderhoudt;

6
kwijnen zal hij voor eeuwig niet, ✡
leven in gedachtenis
is er voor een rechtvaardige voor eeuwig;

7
merkt hij kwaad gerucht op,
      hij vreest niet, ✡
nergens zo vast en zo veilig
zijn hart als bij de Ene;

8
ondersteund wordt zijn hart,
      hij vreest niet, ✡
prijst God bij het zien van zijn benauwers;

9
ruimschoots heeft hij gegeven
      aan de armen,
stand houdt zijn gerechtigheid
voor immer, ✡
ten slotte wordt met glorie verheven
zijn hoorn;

10
vol wrok moet de booswicht dat aanzien,
weg kwijnt hij,
tandenknarsend vergaat hij: ✡
zo gaat de toeleg van bozen teloor.

The Tot Lof van God translation:

Looft Jah!

Ah, hoe gelukkig, de mens die ontzag heeft voor Jehovah,
bijzonder behaagd hebben hem Diens geboden.
Daardoor zal zijn zaad op aarde machtig zijn,
en dat geslacht der oprechten zal gezegend zijn.
Fraaie zaken en rijkdom sieren zijn huis weliswaar,
glanzender nog is zijn rechtvaardigheid, die eeuwig stand houdt.
Hij is voor de oprechten stralend opgegaan, als licht in het duister,
immer goedgunstig, barmhartig, rechtvaardig.
Ja, het gaat hem goed, hij is gul en leent goedgunstig uit,
kwijtend zich van zijn zaken naar recht en behoren. Levend op deze wijze zal hij nimmer wankelen,
maar wordt, rechtvaardig levend, tot een blijvende gedachtenis.
Negatieve verhalen of geruchten deren hem niet,
omdat hij, standvastig van hart, op Jehovah vertrouwt.
Pal en onwrikbaar van hart is hij; hij is onbevreesd,
raakt ook niet van slag, geconfronteerd met wie tegen hem zijn.
Strooiend bijkans deelt hij wijd en zijd aan de behoeftigen uit,
tot zijn eigen rechtvaardigheid ook; die houdt voor eeuwig stand.
Uiteindelijk zal zijn positie qua heerlijkheid v/orden verhoogd.
Voor wie gewetenloos slecht is, is het pure ergernis dat te zien,
waardoor die tandenknarsend bezwijkt.
Zo zal de begeerte vergaan van wie doortrapt gewetenloos zijn.

1 Halleluja!
Am beschte gaat s dèm, wo uufrächt vor IMM labt,
Bi siine wiisige bliibt vo ganzem hèrze.
2 Chasch dèm sini naachkome gaar nüme zele.
Die wèrded gsägnet als gschlächt vo de graade.
3 Er hat au riichtum und woolschtand im huus.
Für siini bewèèrig mues me nöd soorge, die blübt.
4 Graade straalt imer es liecht im tunkle:
Hoffnig, vertrouen und liebi.
5 Iich glaube dèm lieber, wo vo hdrze vertleent,
Kän fuule drèè macht mit sine sache.
6 Lueg nu, de uufrichtig cha me nöd legge.
Me wiird an en tänke dur gänerazione.
7 Nüüt mues er füürche vom bööse gschwätz.
Ooni en wank vertrout er uf INN.
8 Pass uuf, dè bliibt getrooscht, er hat ja nüüt z füürche.
Ruig chan er waarten uf s änd vo de find.
9 Still täilt er den aarmen und dürftigen uus.
Tröi bliibt d grächtigkäit biin em für imer.
Und gachtet wiird er vo ale.
10 Vill z tänke und èèrger git daas bi de rueche.
Wie sell s die nöd pötzli verjage vor wuet!
Zietscht schwiint ene jedi hoffnig uf s glück, wo s gmäint händ chönid s erzwänge.